donderdag, 03 maart 2022

Maart 2022 - “Geen extra verpleeghuisplekken” – Wat betekent de recente uitspraak van de minister?

Volgens minister van Langdurig Zorg Conny Helder komen er wat haar betreft geen extra verpleeghuisplekken bij. Gegeven de verwachting dat het aantal 75-plussers en aantal cliënten met dementie gaat verdubbelen in de komende jaren vinden verschillende organisaties dit een vreemde uitspraak. ActiZ, waar minister Helder tot januari 2022 bestuurslid was, vindt dat de minister hiermee ingaat tegen de in 2021 gemaakte bestuurlijke afspraken. Hierin is afgesproken dat er 50.000 nieuwe verpleeghuisplekken bijkomen voor 2031 en daarnaast nog 50.000 geclusterde woningen gebouwd zullen worden in dezelfde periode.

Wat betekenen de uitspraken van de minister?

Het verhaal is onduidelijk en het is interessant om een aantal scenario’s te verkennen van wat de minister bedoelt met deze uitspraak en wat haar onderliggende aannames kunnen zijn. Het meest extreme scenario is dat de minister iets weet wat wij niet weten. Misschien zal de aangekondigde focus op preventie, nieuwe technologieën en eventueel medicijnen tegen dementie betekenen dat het aandeel 75-plussers met dementie en/of lichamelijke problemen ingrijpend wordt beperkt en dat wordt aangenomen dat daardoor geen extra verpleeghuiscapaciteit nodig zal zijn.

Een tweede scenario houdt verband met de uitleg van de minister waarin ze zegt dat de verwachting is dat in de toekomst mensen met dementie thuis kunnen blijven wonen. De minister stelt ook: “We kunnen de groei van 25.000 verpleeghuisplekken die we nodig hebben, niet op dezelfde manier vormgeven, omdat we daar niet de medewerkers voor hebben”. Dit betekent dat de minister verwacht dat zware 24/7 zorg die nu in een verpleeghuis wordt gegeven, in de toekomst ‘thuis’ kan worden gegeven en bovendien met minder personele inzet.

Een derde mogelijkheid is dat de minister met ‘thuis’ niet bedoelt de plaats waar ouderen nu leven, maar bijvoorbeeld verwijst naar geclusterde woningen voor ouderen (‘senior living’). Wanneer ouderen tijdig verhuizen naar een woonconcept gericht op hun specifieke behoeften, dan zal dit zeker een preventieve werking hebben op de instroom in verpleeghuizen. Een toenemende zorgbehoefte van tijdig verhuisde ouderen kan in een senior-living oplossing eerder en langer thuis worden ingevuld. Voor een zorgaanbieder zal het mogelijk moeten zijn efficiënt en effectief thuiszorg te leveren aan ouderen die geclusterd wonen.

Een laatste scenario waar de minister mogelijk naar verwijst, is een verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg. Verpleeghuiszorg die wordt geleverd als Volledig Pakket Thuis (VPT) of via een VPT-achtige vorm van bekostiging, betekent een besparing van woonlasten binnen de zorguitgaven.

Wat kunnen zorgorganisaties doen?

De vraag is dan: Hoe kan een verpleeghuisorganisatie het best anticiperen op de uitspraken van de minister en zich optimaal voorbereiden op deze veranderingen? Wanneer we aannemen dat het aandeel ouderen dat zware zorg nodig heeft, zodanig afneemt dat meer verpleeghuiscapaciteit niet nodig zal zijn, dan hoeft niet te worden geïnvesteerd in nieuwe capaciteit. De focus kan dan komen te liggen op het in stand houden van bestaande locaties. Er zijn al zorgaanbieders die, ondanks de gangbare verwachting dat de vraag naar verpleeghuiszorg toeneemt, niet kiezen voor een strategie van capaciteitsuitbreiding. De argumenten daarvoor zijn verschillend, maar de krapte op de arbeidsmarkt is zeker één van de factoren.

Als wordt uitgegaan van een gelijkblijvend aandeel ouderen die zware zorg nodig heeft, dan mag worden verwacht dat door de vergrijzing het aantal ouderen met een zwaardere zorgvraag sterk zal toenemen. In dat geval betekent de uitspraak van de minister dat in de toekomst veel van de zorg die nu wordt gegeven aan mensen met een zorgindicatie VVT4, VVT5, VVT6, of VVT7 niet meer in een verpleeghuis, maar ‘thuis’ gegeven zal moeten worden. Dit kan betekenen dat bij de indicatiestelling bepaald wordt of een client ‘thuis’ kan / moet blijven of dat deze naar een verpleeghuis ‘mag’. Wellicht zal dit gebeuren als onderdeel van een herverdeling van taken en verantwoordlijkheden tussen de Wmo, Zvw en de WLZ.

Een belangrijke vraag is hoe het verplaatsen van zorg naar ‘thuis’ het probleem rond het vinden van medewerkers gaat oplossen. Met technologie zal meer mogelijk zijn in de thuissituatie, maar het leveren van zware zorg aan cliënten die verspreid wonen, zal bijna per definitie meer tijd kosten, onder andere vanwege de reistijd. Het ligt daarom voor de hand dat de minister met ‘thuis’ niet per definitie het huis bedoelt waar een cliënt de afgelopen jaren heeft gewoond, maar ook een aangepaste woning in een geclusterde setting (senior living). Er zijn al voorbeelden van oplossingen waar gecombineerde woon-dienst-zorg concepten worden aangeboden en waar de bewoner de garantie krijgt dat hij/zij niet meer hoeft te verhuizen ongeacht het verloop van de zorgbehoefte. In een geclusterde setting en met gebruik van technologie moet het mogelijk zijn om alle vormen van ouderenzorg aan te bieden op een effectieve en efficiënte manier.

In het geval de minister bedoelt dat ze een verdere scheiding van wonen en zorg wil doorvoeren, betekent dit dat aanbieders van verpleeghuiszorg moeten overschakelen naar een businessmodel waarin alleen de zorg wordt betaald door het zorgkantoor en huur en overige diensten geïnd moeten worden bij de cliënt. Voor de zorgorganisaties die dit nog niet bieden, betekent dit de volgende opgave:

  • Het ontwikkelen van een nieuw businessmodel met dienstverlening die breder is dan alleen zorg.
  • Nog groter belang van moderne en aantrekkelijke woonoplossingen die gericht zijn op specifieke groepen (koopkracht, wensen, etc.).
  • Investeringen, niet alleen in meer verpleeghuiscapaciteit, maar ook in senior-living oplossingen.
  • Mogelijk samenwerking met partijen buiten de zorg (vastgoedinvesteerders, commerciële aanbieders van woondiensten voor ouderen, etc.).
  • Meer onzekerheid rond opbrengsten en marges.

Wat de minister ook voor ogen heeft, waarschijnlijk zal de toekomst van de ouderenzorg een combinatie worden van de verschillende scenario’s. Duidelijk is dat aanbieders van verpleeghuiszorg en andere ouderenzorg strategisch moeten nadenken over de mogelijke scenario’s en daarbij horende gevolgen voor hun organisatie als het gaat om zorgaanbod, dienstverlening, vastgoedportefeuille en financiële strategie.

Als u van gedachten wilt wisselen over wat dit kan betekenen voor uw organisatie en wat de strategische mogelijkheden zijn, neem dan gerust contact met mij op.